Van oorsprong groeiend in het noordoosten van Azië in het stroomgebied van de Amur, waar de boom zijn naam aan dankt. Het is een snelle groeier die zich laag op de stam vertakt met zware gesteltakken. De schors is dik, kurkachtig en diep gegroefd. Jonge twijgen zijn dik en geelbruin, oudere takken krijgen een kurklaag. Het glimmend groene, oneven geveerde blad is opgebouwd uit 7 - 11 lang eironde tot ovale deelblaadjes die 5 - 10 cm lang zijn en een toegespitste bladtop hebben. Bij wrijving verspreidt het blad een aromatische geur. De herfstverkleuring is geel en het blad valt vroeg in het seizoen. De groengele bloempluimen worden gevolgd door vlezige bessen die van roodzwart naar zwart kleuren en de gehele winter in de boom blijven hangen. Jonge planten zijn enigszins vorstgevoelig.
