Middelgrote boom met gelijkmatig vertakte kroon die dicht gesloten en van boven toegespitst is. Bij maximale hoogte circa 10 m breed. Jonge twijgen zijn roodbruin. Ook de bladsteel van het donkergroene, tot 10 cm grote blad, is rood. Het blad is dikker dan de soort. De onderzijde is blauwgroen. De herfstbladeren kleuren donkerrood en blijven lang aan de boom zitten. Van alle cultivars van A. rubrum verkleurt deze bijna als laatste. De vrouwelijke bloeiwijze verschijnt vóór het blad. Vruchten zijn vroeg in de zomer rijp en vallen snel af. De boom ontwikkelt een zware hoofdwortel met veel fijne vertakkingen. Op kalkhoudende grond stagneert de groei. Op deze grond, en ook wanneer die te droog is, zal geen herfstverkleuring plaatsvinden. Verdraagt (zee)wind slecht. In strenge winters kan koude wind schade toebrengen.
