Pinus sylvestris, inheems in grote delen van Europa en Noord-Azië waar de boom veel in de bosbouw wordt toegepast. Eerst nog piramidaal maar later meer spreidend en grillig uitgroeiend in een parasolvorm. Meestal bevindt de kroon zich op hoge kale stammen. Wanneer de boom vrijstaat blijven de takken echter tot onderaan gevuld. Zo kunnen uitermate karakteristieke groeivormen ontstaan. In de beginjaren is de groei van Pinus sylvestris nog traag, later is die sneller. De schors is opvallend oranjebruin, later onderaan grijsbruin kleurend en in grove stroken afschilferend. Jonge twijgen zijn groen maar verkleuren naar geelgrijs. De stevige, licht gedraaide naalden staan in paren bijeen en zijn blauwgroen en 3 tot 6 cm lang. De grijsbruine ovale kegels zijn 3 - 6 cm lang en 2 - 3,5 cm breed. Pinus sylvestris groeit nog onder extreme omstandigheden.