Zeer dicht vertakte bolronde, later afgeplat bolvormige grote struik tot circa 4 m. Wordt gewoonlijk op een stam veredeld om zodoende een boom met een ronde kroon te kweken. De grijze bast is ondiep gegroefd. Jonge twijgen lichtgroen en bezitten geen of slechts zeer weinig kurklijsten. Het blad is 5-lobbig en glanzend groen. Het kleurt pas zeer laat in de herfst geel en als er vroeg in het seizoen nachtvorst is, zullen de bladeren bruin worden. De bloemen zijn onopvallend en worden gevolgd door ronde, stekelige doosvruchten die in de winter in de boom blijven hangen. Goed toe te passen op woonerven, pleinen of tuinen. Houdt van vruchtbare, vochthoudende grond en is niet bestand tegen langdurige droogte.