Een Duitse selectie met een piramidale kroonvorm en een recht groeiende hoofdstam. Hoogte 15 - 20 m. Kenmerkend is de afschilferende bast met een lichtgroene tot geelgroene ondergrond en grijsgroene, donkergroene of bruine loslatende delen. Het brede handlobbige blad heeft 3 - 5 spits getande lobben en is aan de onderzijde licht behaard. In de herfst kleurt het bruingeel. Afgevallen blad verteert slecht en blijft zodoende lang rond de boom liggen. Verdraagt verharding uitermate goed maar oppervlakkige wortels kunnen verharding opdrukken. Verdraagt snoei, zelfs tot in het oude hout. Jonge aanplant is vorstgevoelig en verlangt een boompaal. Winterhardheidszone: 6a
